Nieuwsberichten

Een hybride warmtepomp, goed idee of niet?

Checklist voor wie een hybride warmtepomp overweegt

De hybride warmtepompen zijn de afgelopen tijd niet aan te slepen. Toch is de hybride warmtepomp (HWP) niet voor alle woningen en huishoudens de ideale adaptieve oplossing. Ook zelf liep ik na plaatsing tegen onverwachte consequenties aan, nl. de vaste temperatuur, die ik niet eerder in mijn afweging had meegenomen.

Voor iedereen die nog niet zeker weet of een hybride warmtepomp voor hem of haar een goede keuze is, deel ik mijn eigen kennis en ervaring in de vorm van een checklist. Deze checklist bestaat uit vier delen. Als er één met nee beantwoord wordt, is een HWP niet ideaal of (voorlopig) niet geschikt. Zelf ben ik blij met mijn keuze. In mijn situatie kan ik deze checks positief beantwoorden.

In welke situatie is een hybride warmtepomp een goed idee?

Een hybride warmtepomp is een aantrekkelijke optie voor huishoudens met grotere, redelijk goed geïsoleerde woningen en een hoog gasverbruik om snel op de energiekosten en de CO2-uitstoot te besparen. Voor veel andere huishoudens zitten er ook nadelen aan die voorlopig zwaarder kunnen wegen dan de voordelen. Ook zijn er omstandigheden waarin een hybride warmtepomp niet effectief of efficiënt is. Dit hangt van de individuele situatie en voorkeuren af, die we hieronder toelichten.

Waaruit bestaat een hybride warmtepomp? Een HWP is een warmtepomp die samenwerkt met een reguliere gas cv-ketel. Een hybride warmtepomp beschikt meestal over een binnen- en een buitenunit. De buitenunit van de warmtepomp onttrekt energie aan de buitenlucht en geeft deze af aan een koelvloeistof. De binnenunit haalt de warmte uit de koelvloeistof geeft deze af aan het water in de cv-installatie. De hybride warmtepomp werkt op elektriciteit en verzorgt voor een groot deel de benodigde warmte in huis. De cv-ketel sprint bij op koude dagen en verzorgt vaak ook het warme tapwater.

visualisatie checklist om te bepalen of hybride warmtepomp een goede keuze is
checklist om te bepalen of een hybride warmtepomp een goede keuze is

Comfortbehoefte

Een hybride warmtepomp werkt op lage watertemperaturen (< 50/55°C). Lagetemperatuursystemen hebben veel tijd (=uren) nodig om een huis op te warmen. Daarom is het devies om de hele dag de thermostaat op dezelfde temperatuur in te stellen. Een warmtepomp wordt bovendien minder efficiënt als hij hard moet werken dan als hij continu op een beperkt vermogen kan draaien. Vergelijk sportief rijden en energiezuinig autorijden. Het tijdelijk flink verlagen van de temperatuur – bijv. naar 15 graden ’s nachts of tijdens afwezigheid – levert daarom weinig besparing op. De combinatie van een deel van tijd niet verwarmen en een deel van de tijd op volle kracht, komt bij mij in ieder geval niet lager uit, terwijl dat bij 100% verwarming met gas wel zo was.

Kiezen voor een HWP betekent dus kiezen voor een vaste temperatuur in huis. Niet iedereen is hier voorstander van. Als je nu alleen ’s avonds de verwarming hoger zet, betekent dat een stijging van het energiegebruik. Als je bijv. vanwege het effect op de gezondheid je jezelf bloot wil stellen aan temperatuurwisselingen, moet je dit op een andere manier oplossen. De oplossing die ik hiervoor gekozen heb is alleen de woonkamer en badkamer te verwarmen. Slapen kan dan nog steeds in een frisse kamer en met raam open. Voor de studeerkamer gebruik ik een infrarood-zitkussen. Dit vereist wel dat je de temperatuur per kamer kunt regelen. Als dat niet zo is, dan zul je moeten wennen aan een vaste temperatuur of een andere optie kiezen.

Kun je wennen aan vaste temperatuur in hele woning of per kamer?

  • Ja, doe de 50-graden test,
  • Nee, kies voor andere opties.

Isolatiegraad en afgiftesysteem

De volgende check is of je woning voldoende geïsoleerd is om een groot deel van de tijd gebruik te maken van een hybride warmtepomp. Ook redelijk in plaats van goed geïsoleerde woningen kunnen vaak met een warmtepomp verwarmd worden. Of het kan, hangt mede af van het afgiftesysteem (vloerverwarming of radiatorcapaciteit) en van je verwarmingsbehoefte. Staat de thermostaat op 18 graden of op 22 graden?

Om te testen of de warmtepomp de meeste tijd voldoende warmte levert, adviseer ik eerst de klokthermostaat op een vaste temperatuur, die je aangenaam vindt, in te stellen, evt. met een beperkte nachtverlaging, bijvoorbeeld 19 graden continu en ’s nachts 17,5 graad. De watertemperatuur van je cv-ketel stel je in op maximaal 50 graden. Idealiter laat je radiatoren vooraf waterzijdig inregelen. Je simuleert hiermee het gebruik van de warmtepomp.

Als je ook bij matige kou niet de gewenste temperatuur bereikt in huis, dan moet je eerst de woning beter isoleren en/of het afgiftesysteem aanpassen. Als alleen in een echte koude periode de woning niet op temperatuur komt/blijft dan is een HWP geschikt. Op de heel koude dagen springt de cv-ketel bij. In mijn geval lukte het alleen niet om mijn woning warm te krijgen bij 50 graden in de koude week in februari 2021. Daarmee was mijn huis -een hoekwoning uit 1925- voor deze test geslaagd.

Is isolatiegraad en afgiftesysteem voldoende?

  • Ja, check de plaatsingsmogelijkheden,
  • Nee, verbeter isolatie en/of het afgiftesysteem.

Plaatsingsmogelijkheden hybride warmtepomp

In de derde stap beoordeel je of er voldoende ruimte is voor het plaatsen van de HWP en voorkomen van geluidsoverlast.

Ruimtegebruik

De meeste warmtepompen bestaan uit een buiten- en een binnenunit. Daarnaast is er een buffervat aan te raden voor een hogere levensduur en efficiëntie. Als je ook het tapwater via de warmtepomp wilt verwarmen is een groot boilervat nodig. De binnenonderdelen vragen ruimte vlak bij de cv-ketel. Als dat er niet is, verlies je rendement, is er extra installatiewerk nodig en moet je leefruimte inleveren. Hoewel de binnenunit van sommige merken behoorlijk klein is (bijv. de Elga) en ik ook al een cv-ketel en warmtepomp in één heb gezien, zijn de meeste units ongeveer even groot als een moderne cv-ketel. Een buffervat en een boilervat nemen ook ruimte in. Ik heb daarom geen warmtapwater uit de warmtepomp (dus geen boilervat). Mijn installateur heeft wel de overige elementen in de kleine cv-ruimte kunnen passen.

De buitenunit staat voor het beste rendement vlak bij de binnenunit (max 10 meter afstand). Idealiter staat hij tegen de buitenmuur op de begane grond of op een uitbouw of balkon ter hoogte van de cv-installatie. De meeste cv-installaties van grondgebonden woningen staan echter op zolder. Dan is soms plaatsing op het dak mogelijk maar dat is duurder ook in onderhoud.

Geluid

De buitenunit produceert best wel wat geluid. Om zo min mogelijk overlast te veroorzaken, staat hij niet direct naast een slaapkamer en blaast hij ook niet richting de buren. Sinds 2021 mogen warmtepompen op de erfgrens niet meer dan 40 dB produceren. Vrijstaande woningen en hoekwoningen hebben meestal voldoende mogelijkheden voor een goede plaatsing.

Voor tussenwoningen die vaak maar 4,5 tot 6 meter breed zijn is het lastig een goede plek te vinden waarvoor geen extra maatregelen nodig zijn (plaatsing in het dakvlak, geluidsisolerende ombouw). Dit soort maatwerk maakt de installatie duurder en beperkt ook het aantal installateurs dat bereid is de warmtepomp te plaatsen.

Voor appartementen is een hybride oplossing meestal niet geschikt. Er is onvoldoende ruimte om de onderdelen te plaatsen én om overlast te voorkomen. Collectieve oplossingen liggen dan meer voor de hand: bijv. een warmtenet of een gezamenlijke bodemwarmtepomp.

De ontwikkeling staat niet stil en er wordt hard gewerkt aan compactere, geluidsarme warmtepompen. Op dit moment is de keuze echter nog beperkt.

Is type woning en indeling geschikt (te maken)?

  • Ja, check de meerwaarde,
  • Nee, wacht innovaties af of kies een andere oplossing.

Meerwaarde hybride warmtepomp

De laatste vraag is of een HWP voldoende meerwaarde heeft. Als je in een wijk woont waar binnen enkele jaren een goede collectieve warmteoplossing komt, dan zal je investering waarschijnlijk niet financieel renderen, en zou je misschien beter kunnen afwachten. Bedenk daarna of je een HWP overweegt voor het milieu of voor je portemonnee. Om een warmtepomp financieel optimaal te laten renderen heb je een hoog gasverbruik, maar wel een redelijk goede isolatie en weinig extra maatwerk nodig (eenvoudige plaatsing, geen extra’s). Idealiter wek je ook zelf elektriciteit op.

De precieze omslagpunten kan ik in dit artikel niet aangeven, en zullen voor iedereen net anders liggen. Het financiële omslagpunt hangt af van de individuele energieprijzen, de isolatiegraad, het aandeel eigen opwek etc. Het milieuomslagpunt hangt af van het aandeel groene stroom en de efficiëntie in het gebruik van de warmtepomp. Kleine goed-geïsoleerde woningen met minder dan 500 m3 gasgebruik zullen niet snel financieel voordeel hebben. Voor een grote label C woning met vloerverwarming en 2000 m3 gasverbruik valt er juist financieel veel te besparen.

Milieuwinst is er bij de huidige emissiefactoren als de daadwerkelijke efficiëntie hoger is dan 180% (Coëfficient of performance / COP = 1,8). Dat zal doorgaans het geval zijn. Ook als lekkage van de huidige koelmiddelen wordt meegenomen, is milieuwinst ten opzichte van een HR-ketel op gas waarschijnlijk, zeker als minder milieubelastende koelvloeistoffen worden gebruikt. Als het financieel voordelig is, dan is er ook milieuwinst. En als het financieel nog niet recht rekent, is een hybride warmtepomp meestal ook goed vanuit milieuoogpunt.

Zijn de baten (milieu en financieel) hoger dan de kosten?

  • Ja, dan is een HWP een goede optie
  • Nee, wacht af of zoek meer geschikte opties.

Stratelligence

Stratelligence heeft diverse klanten en sectoren geholpen met het vinden van het juiste handelingsperspectief bij complexe vraagstukken zoals de energietransitie. Benieuwd hoe Stratelligence u kan helpen? Neem gerust contact op.

“Gemiddelden zeggen niets, zodra je een beslissing over een individu moet maken” (Gigi van Rhee, directeur Stratelligence)

Lees meer...
corona-aanpak en vaccinatiestrategie plaatje

Wat de corona-aanpak kan leren van het Deltaprogramma

Nederland slecht voorbereid op onzekerheden bij corona-aanpak

De corona-aanpak houdt de gemoederen flink bezig. Hoe kan het dat Nederland als laatste in de EU startte met vaccineren? En wat te doen nu de beloofde leveringen tegenvallen? Hoe kan het dat er voortdurend veranderingen zijn in de groepen die als eerste zullen worden gevaccineerd? De minister beaamt dat we onvoldoende wendbaar waren en dat er zaken fout zijn gegaan. Toch staan er nog geen verschillende scenario’s en ontwikkelpaden in de vaccinatiestrategie. Er zijn wel onzekerheden benoemd maar de “what ifs” ontbreken. Kortom als er iets verandert in de aannames dan moet men opnieuw gaan nadenken, onderhandelen en uitwerken voordat er kan worden bijgestuurd. En dat vraagt kostbare tijd, die je niet mag verliezen.

Nederlandse Deltaprogramma en adaptieve aanpak juist vermaard

Tegelijkertijd staat Nederland wereldwijd bekend vanwege het Deltaprogramma en de manier waarop we ons voorbereiden op klimaatverandering. De methode Adaptief Deltamanagement werd hiervoor ontwikkeld. De aanpak vermindert het risico te veel of te weinig te doen. Het levert een adaptieve strategie op. Die geeft het juiste besluit op het juiste moment aan voor verschillende scenario’s inclusief de benodigde draaiboeken gegeven alle onzekerheden.

Adaptieve aanpak wedt op verschillende paarden

Adaptief beleid is het slim omgaan met onzekerheden en kansen, door deze te onderkennen en transparant mee te nemen in de besluitvorming. Nederland bereidt zich met deze aanpak voor op verschillende mogelijke klimaatscenario’s. Je doet voldoende om tijdig beschermd te zijn gegeven alle beschikbare kennis en de overeengekomen beschermingsniveaus. En je doet ook niet meer dan nu al nodig is. We investeren nu niet in dijken die opgewassen zijn tegen de maximaal voorspelde zeespiegelstijging in 2100. We investeren voor een minder extreme zeespiegelstijging in de wetenschap dat als het sneller gaat dan gepland er voldoende tijd en mogelijkheden zijn om een stap extra te doen. De draaiboeken liggen al klaar. Maar je houdt de mogelijkheid open om van nieuwe kennis en innovaties te profiteren.

Meerwaarde voor verschillende sectoren

De waarde van de adaptieve aanpak is de afgelopen jaren niet alleen binnen waterveiligheid erkend, maar ook gebleken voor zoetwater, klimaatadaptatie, verduurzaming, infrastructuurontwikkeling, woningbouw, en gebiedsontwikkeling en recent ook de energietransitie. Woorden als kantelpunten, transitie- of ontwikkelpaden, en no regret of geen spijtoplossingen worden breed toegepast.

Zou de zorg en de corona-aanpak er dan niet ook van moeten profiteren? Ook hier is sprake van grote investeringen bijvoorbeeld in IC-capaciteit, in zorgpersoneel en de aankoop van vaccins, en van veel onzekerheden: de beschikbaarheid van vaccins, de benodigde IC-capaciteit en de werking bij verschillende groepen. Kortom een situatie waarin een adaptieve aanpak meerwaarde heeft.

Toepassing op corona-aanpak

Op hoofdlijnen onderscheiden wij vier manieren van toepassing van adaptief beleid. Slim uitrollen, slim anticiperen, slim combineren, slim ontwerpen. Echt adaptief is het pas, als er actief wordt gezocht naar de beste oplossing. Wat zou dat kunnen betekenen voor de corona-aanpak? Wat is slim omgaan met onzekerheden en kansen op dit terrein?

Adaptieve corona-aanpak slim uitrollen

De eerste stap is rekening houden met onzekerheid en adaptiviteit door het beleid stap voor stap uit te rollen. Als de “what if” vooraf niet bedacht is dan zou je het adaptief of “wendbaar” kunnen noemen, maar is het eigenlijk incrementele besluitvorming of in het coronadebat “zwabberbeleid”. Bij adaptief beleid heb je vooraf de volgende stap of mogelijke opties juist wel bedacht, maar je legt niet in een keer alles vast. Je volgt de ontwikkelingen en maakt naar bewind van zaken een volgende stap.

In de loop van het afgelopen jaar is er een coronaroutekaart gepubliceerd met een oplopend risiconiveau en set te overwegen maatregelen afhankelijk van de R-factor. Deze routekaart die past in adaptief beleid wordt echter niet precies gevolgd. De kaart heeft onvoldoende details en geeft niet aan hoe je kunt versoepelen.

Ook voor de vaccinatiestrategie zouden transitiepaden moeten worden ontwikkeld. Afhankelijk van de beschikbare vaccins, de timing, de geschiktheid voor verschillende groepen en de populatie die nog gevaccineerd moet worden, moet je verschillende ontwikkelpaden voorbereiden en “voor”-denken. Dat wordt dan een soort metrokaart die direct laat zien wat de mogelijke en gewenste aanpassing is. Geen zwabberbeleid maar het volgen van een alternatieve geplande route op basis van nieuwe feiten.

Slim anticiperen op mogelijke routes corona-aanpak

Als je een routekaart hebt, is het belangrijk dat een routewijziging geen onnodige vertraging of kosten oplevert. Dus als er in de transitiepaden vaccins voorkomen die op lage temperatuur bewaard moeten worden, zorg er dan voor dat de benodigde apparatuur beschikbaar is. Als je alle Nederlanders wilt uitnodigen voor een vaccinatie, begin dan ruim voordat de vaccins er zijn met het inrichten van het proces.

Overal op voorbereid zijn, is natuurlijk niet gratis. Wellicht zijn de kosten om voor alle mogelijkheden gesteld te staan te hoog. Denk dan ook aan mogelijkheden die minder kosten, zoals het kopen van opties op capaciteit of het tijdelijk huren. Je betaalt voor het beschikbaar houden van capaciteit ook wanneer je die niet afneemt. Daardoor investeer je niet 100% in materiaal of testcapaciteit die niet nodig blijkt, maar wel iets om de capaciteit te reserveren en gereed te maken. Per saldo kan dat flink goedkoper uitpakken en het maakt het beleid veel wendbaarder.

Slim combineren van kansen bij corona-aanpak

Het derde slimme element gaat over het combineren van opgaven qua planning om kosten te beperken of qua oplossing om tegelijkertijd meerdere problemen op te lossen. Dit gaat dus vooral om het benutten van kansen door een integrale aanpak. Je zou kunnen denken aan het verduurzamen van sectoren als voorwaarde voor coronasteun of het verplicht stellen van omscholing of opleiding. Ook de inzet van thuiszittende medewerkers uit de evenementenbranche voor het organiseren van de vaccinaties valt hieronder.

In de planning van het beleid kijk je naar de mogelijke timing van de verschillende onderdelen. Soms leidt dat bewust tot uitstel, soms tot versnelling van de plannen. Zo is onderhoud van horecazaken of de droge infrastructuur in Nederland naar voren gehaald. Dit is een nuttige besteding van tijd of een kans om van de relatieve rust op de snelwegen te profiteren. Nu waren dat vaak losse initiatieven. Dit zou je ook kunnen stimuleren met een subsidie of meer coronasteun bij activiteiten die het verdienvermogen, de leefbaarheid of verduurzaming versterken.

Slim ontwerpen van integrale corona-aanpak

Het meest uitgebreide niveau van de adaptieve aanpak ontwerpt een optimale beleidsstrategie rekening houdend met slimme combinaties, risico’s en de kosten en effecten van beschikbare maatregelen, tijd en faseringsopties. Idealiter hadden we natuurlijk al voor de uitbraak van corona een integrale adaptieve strategie infectie-uitbraken op de plank liggen. Dat betekent ook de juiste voorinvesteringen in kennis, wetgeving, zorg- en testcapaciteit, opties, draaiboeken etc. Dat er ooit een dergelijke uitbraak zou komen, was nl. te verwachten. Alleen leek het allemaal ver weg en niet een algemeen probleem.

Vaak is er eerst een ramp nodig om de geesten rijp te maken. De Deltawerken zijn pas ontwikkeld na de ramp van 1953. Het huidige Deltaprogramma is echter in het leven geroepen om de effecten van de verwachte klimaatverandering voor te blijven. Je wilt voordenken in plaats van te starten met nadenken als het water over de dijken klotst.

Uitgaan van één scenario bij corona-aanpak niet acceptabel

Voorbereiden van één scenario en één statische keuze is niet meer acceptabel in het Deltaprogramma en voor meerjarige infrastructuur- en transportinvesteringen. Waarom zouden we dat dan wel doen bij onze volksgezondheid?

Mijn pleidooi is dat de verantwoordelijken in het coronadebat kennis nemen van de adaptieve werkwijze en ideeën ontwikkeld voor het Deltaprogramma en deze waar mogelijk overnemen bij het bestrijden van de huidige crisis. Wellicht dat er dan ook tijdig een doortimmerde, transparante en doordachte adaptieve strategie voor de volgende infectiecrisis klaar ligt. Enkel kijken naar de kosten van de zorg zolang het goed gaat, zonder rekening te houden met onzekerheden, kan erg duur uitpakken.  

Stratelligence

Stratelligence stond aan de wieg van het adaptief programmeren en heeft diverse klanten en sectoren geholpen bij het vinden van de optimale adaptieve strategie. Ook meer halen uit een adaptieve aanpak? Neem gerust contact op.

“Failing to plan is planning to fail.” (Alan Lakein, American author)

Lees meer...
thermostaat bij artikel hybride warmtepomp

Een hybride warmtepomp is meer dan een tussenoplossing

Een no-regret keuze voor de gebouwde omgeving

Het afgelopen jaar is de belangstelling voor de hybride warmtepomp flink toegenomen. In onze studie voor Energie-Nederland naar een Laagdrempelige Energietransitie, kwam de hybride oplossing naar voren als een slimme stap in een adaptieve aanpak. Het is een keuze die op korte termijn klimaatwinst oplevert zonder veel gedoe en overlast bij bewoners. Verschillende partijen onderschrijven dat waaronder de voorzitter van de Klimaattafel Gebouwde Omgeving, Maarten van Poelgeest, in zijn reflectie op één jaar Klimaatakkoord Gebouwde Omgeving.

Eenvoudige oplossing met overkomelijke nadelen

Een volledig elektrische warmtepomp vraagt meer isolatie dan dat rendabel of praktisch uitvoerbaar is. Biomassa ligt onder vuur en veel nieuwe warmtenetten komen niet snel van de grond. Nieuwe technieken zoals aquathermie en geothermie kennen nog veel onzekerheden en risico’s. De hybride warmtepomp is misschien de enige niet controversiële oplossing.

Heeft de hybride warmtepomp dan geen nadelen? Zeker wel, het geluid is een aandachtspunt. De investering in de hybride warmtepomp, nl. een warmtepomp en een cv-ketel, ligt hoger dan voor alleen een cv-ketel. Doordat er twee apparaten nodig zijn, is er ook iets meer ruimte nodig. Maar als deze punten niet doorslaggevend zijn, dan is de hybride warmtepomp een interessante oplossing met veel voordelen. Dat het om een tussenoplossing kan gaan, is geen nadeel. De gemiddelde warmte-installatie zal tot 2050 nog twee keer vervangen worden. Een (eerste) stap naar een hybride warmtepomp biedt voordelen zonder dat het de tweede stap lastiger of duurder maakt. Het is misschien de enige oplossing die de beloofde woonlastenneutraliteit snel binnen bereik brengt.

Woonlastenneutraal CO2 besparen met hybride warmtepomp

De investering in een hybride warmtepomp ligt hoger dan voor alleen een cv-ketel, maar daarvoor krijg je wel jaarlijks een besparing op de energierekening terug. Dit is mogelijk doordat warmte uit de omgeving een deel van het gasverbruik vervangt en die warmte is gratis. Wanneer het huidige gasverbruik gemiddeld tot hoog is, zijn de jaarlijkse besparingen vaak groter dan de extra investeringskosten.

Het gebruik van omgevingswarmte en groene stroom vermindert bovendien direct de CO2-uitstoot. Je bent niet 100% CO2-neutraal, maar een halvering is natuurlijk veel beter dan nietsdoen en geen reductie. Als een groot deel van de huishoudens zou overstappen, dan komt het halen van de klimaatdoelen een stuk dichterbij.

Hybride warmtepomp verlaagt vraag naar (hernieuwbaar) gas

Niet alleen voor de individuele gebruiker maar ook voor Nederland is het overstappen op een hybride oplossing gunstig. De aardgasvraag vanuit de gebouwde omgeving vermindert per woning met 50-75%. Er is daardoor minder importgas nodig, wat de afhankelijkheid van het buitenland verkleint en de CO2-uitstoot, die voor importgas over het algemeen meer CO2-intensief is dan Groningsgas.

De lagere gasvraag zorgt er ook voor dat de kans toeneemt dat er in 2050 voldoende hernieuwbaar gas is. Grof gerekend is er nog maar 1/3 van de gasvraag over, d.w.z. van de 12 miljard m3 aardgas houd je een vraag naar 4 miljard m3 over als we voor alle woningen en utiliteit hiervoor zouden kiezen. De groengassector heeft de ambitie om in 2030 2 miljard m³ te produceren, waarvan het merendeel naar de gebouwde omgeving zou kunnen. Als dit volume op termijn hoger uitvalt of als waterstof de beloften waarmaakt, dan valt niet uit te sluiten dat er in 2050 voldoende hernieuwbaar gas is voor de restvraag. De hybride oplossing is in dat geval een mogelijke eindoplossing, die in principe voor iedereen beschikbaar is. Het volledig vervangen van de huidige gasvraag door hernieuwbaar gas ligt niet voor de hand.

Hybride warmtepomp biedt ook voordeel bij andere keuze op termijn

En wat als er toch niet voldoende hernieuwbaar gas is en hybride niet een eindoplossing, maar slechts een tussenoplossing kan zijn? Is dat dan het vooruitschuiven van een probleem? Nee, je hebt immers zo’n 15 jaar tijd gekocht en geprofiteerd tot de definitieve keuze. In die periode heb je waarschijnlijk meer voordeel gehad dan als je direct voor die definitieve keuze was gegaan. Veel alternatieven zijn nu nog niet woonlastenneutraal, terwijl een hybride warmtepomp dat voor veel huishoudens wel is.

Door te wachten is op het tweede vervangingsmoment de overstap naar een alternatief eenvoudiger en betaalbaarder geworden. Er zijn minder risico’s doordat technieken volwassener zijn, de kosten gedaald en er zijn waarschijnlijk ook nieuwe en meer efficiënte alternatieven beschikbaar. Op de juiste wijze ingezet, is een hybride warmtepomp voor veel woningen een no regretoplossing avant la lettre.

Afstemming overstap op natuurlijke momenten

Een belangrijk voordeel van de hybride oplossing is dat er geen ‘big bang’ of gecoördineerd overstapmoment nodig is. Bij een collectieve oplossing is het belangrijk dat in korte tijd het merendeel van de woningen meedoet. Eigenaren van woningen met een relatief nieuwe warmte-installatie zullen deze installatie versneld moeten afschrijven. En in geval isolatie noodzakelijk is, zoals bij een all electric warmtepomp, zal de warmtepomp pas effectief zijn als eerst het isolatieniveau op orde is. Dit verhoogt de kosten en het ervaren ongemak van een nieuwe warmteoplossing.

Bij een hybride oplossing is dit niet nodig. Je laat een hybride warmtepomp installeren wanneer de cv-ketel aan vervanging toe is. Als het isolatieniveau iets hoger moet zijn, kan dat stapsgewijs worden uitgevoerd, aansluitend bij natuurlijke vervangingsmomenten, zoals een nieuwe bewoner of verbouwing. Je hoeft zelfs niet te wachten tot het vervangingsmoment van de cv-ketel. Het toevoegen van een warmtepomp aan een bestaande cv-ketel is ook een alternatief. Kortom optimale flexibiliteit en geen kapitaalvernietiging van bestaande installaties.

Slimme combinatie van vermogen en efficiëntie

De combinatie van gas en elektriciteit in een hybride oplossing heeft nog een belangrijk systeemvoordeel. De vraag naar elektriciteit en warmte is niet op elk moment gelijk. Dit heeft ervoor gezorgd dat fluctuaties in de vraag naar elektriciteit in het huidige systeem opgevangen worden door het bijzetten van gascentrales die makkelijk meer en minder kunnen produceren (wat met kolen- en kernenergiecentrales niet kan). Dit was de meest efficiënte systeemoplossing. De variabele kosten per kWh van de gascentrales liggen hoger dan voor de alternatieven. Door de lagere vaste kosten, de eenvoudige opslag van gas en de flexibele inzet van de centrales is het totale kostenplaatje aantrekkelijker.

Een hybride warmtepomp doet net zoiets. Elektriciteit voorziet in de basisvraag en gas levert de pieken in het gevraagde vermogen. De maximum capaciteit van het elektriciteitsnet hoeft dan niet te worden verhoogd voor de piekbelasting, De vermeden kosten hiervan wegen op tegen de hogere variabele kosten van gas. Doordat je die alleen inzet als het erg koud is of als je veel tapwater nodig hebt, is de combinatie efficiënter dan een keuze voor 100% gas of 100% elektriciteit. Je combineert de voordelen van beide energiedragers en hebt zo minder last van de nadelen van elke optie: hoge vaste kosten voor gebruik van elektriciteit en hoge variabele kosten voor gebruik van gas.

Waar en wanneer hybride warmtepomp toepassen?

Waar kunnen hybride oplossingen het beste worden toegepast? Na deze opsomming lijkt het misschien zo dat een hybride oplossing altijd goed is, maar dat is niet waar.

In wijken waarvoor een collectieve oplossing zoals een warmtenet een robuuste eindoplossing is en deze oplossing binnen zeg 10 jaar in de planning staat, is de terugverdientijd van de extra investering onvoldoende. Afwachten kan dan beter zijn. Voor nieuwbouw is het isolatieniveau voldoende om all electric mogelijk te maken of andere vormen van lagetemperatuurverwarming en is meestal geen gasaansluiting beschikbaar.

Evenmin ligt hybride direct voor de hand voor kleine gasgebruikers die de meerinvestering niet terug zullen verdienen, voor slecht geïsoleerde woningen waarbij het grootste deel van de tijd gas in plaats van elektriciteit nodig is en kleinere en gestapelde bouw waarvoor het risico op geluidsoverlast aanwezig is of de ruimte beperkt.

Dit laat voorlopig een groot deel van de woningvoorraad over: woningen die nooit op een warmtenet zullen uitkomen zoals in dunner bebouwde regio’s, en die niet eenvoudig tot label B of hoger te isoleren zijn en wel een hoge warmtevraag hebben. Of grondgebonden woningen in wijken die pas op een termijn van 10 jaar of langer met een wijkaanpak op een collectief systeem zullen worden aangesloten. Nu lijkt men voor deze woningen ook af te wachten. En dat is een gemiste kans als je op zoek bent naar een betaalbare, betrouwbare en duurzame energievoorziening.

Stratelligence

Stratelligence heeft diverse klanten en sectoren geholpen met het vinden van het juiste handelingsperspectief bij complexe vraagstukken zoals de energietransitie. Benieuwd hoe Stratelligence u kan helpen? Neem gerust contact op.

“In the middle of difficulty lies opportunity.” Einstein

Lees meer...

Juist nu investeren in duurzaam verdienvermogen

Kansen energietransitie en crisis

De energietransitie. Een transitie met grote gevolgen voor hoe we leven, hoe we ons geld verdienen en waaraan we ons geld uitgeven. De kosten bedragen volgens de analyses miljarden per jaar. En nu Nederland een zware crisis met grote economische gevolgen doormaakt, zullen deze kosten nog zwaarder gaan wegen. Kunnen we de verduurzamingsmaatregelen wel betalen? Moet de overheid niet fors bezuinigen? Of moeten we juist investeren in duurzaam verdienvermogen?

Investeren juist voor Nederland

Maar de energietransitie is net zo goed een kans. Wanneer krijg je wereldwijd de handen op elkaar voor technisch complexe en innovatieve producten met een hoge toegevoegde waarde? Juist een land als Nederland kan profiteren van de verschuiving van een kostenfocus naar complexere producten met meer toegevoegde waarde. Bovendien kan Nederland meer dan veel andere landen profiteren van een lage rente om te investeren, en lopen we nu nog achter ten opzichte van gestelde doelen. Nu investeren is een uitgelezen kans om toekomstig duurzaam verdienvermogen op te bouwen.

Verduurzaming loont

De afgelopen jaren lieten bedrijven die vooroplopen in verduurzaming gemiddeld al een hoger rendement zien dan bedrijven uit de fossielebrandstoffensector. Energie- en grondstofprijzen zullen de komende jaren alleen maar stijgen. Hierdoor wordt hergebruik, energiebesparing en overstappen op duurzame energie aantrekkelijker. Dit zorgt voor een grotere wereldwijde vraag naar duurzame, nieuwe producten. Hoe eerder we CO2 reduceren, hoe groter de kans dat we de temperatuurstijging beperken. Een hoog kwaliteitsniveau, ondernemerschap, innovatiekracht en inventiviteit geven in principe een voorsprong bij het ontwikkelen van deze nieuwe producten.

Kansen voor sectoren

Voor veel sectoren biedt de energietransitie vooral kansen. De maakindustrie kan profiteren van de hogere technologie-intensiteit en behoefte aan innovatieve technieken en materialen, noodzakelijk voor het gebruik van nieuwe energiedragers. De water- en deltatechnologiesector krijgt kansen in de aanleg en het herstel van natte en mariene zones vanwege het potentieel om CO2 vast te leggen en in het ontwikkelen van nieuwe vormen van energieopwekking en -opslag. Denk aan aquathermie, getijdenenergie, energie uit afvalwater.

Maar ook de olie- en gasindustrie, de chemie en offshore die moeten transformeren kunnen nieuwe duurzame posities innemen: in de waterstofproductie, de bioraffinage, de geothermie, het hergebruik van afval, de aanleg van windparken en ombouw van olieplatforms op zee voor CO2-opslag of conversie. De Deense installateur van windmolens Ørsted, nu één van de meest duurzame spelers ter wereld, was tien jaar geleden nog één van de meest fossiele-brandstof-intensieve energiebedrijven.

Nederland mag en kan nu goedkoop investeren

Door de coronacrisis mogen EU-lidstaten tijdelijk uitzonderlijke uitgaven doen om de economie draaiende te houden. Normaalgesproken mag het begrotingstekort maximaal 3 procent en de staatschuld maximaal 60 procent bedragen van het bruto binnenlands product.

Nu houdt het kabinet rekening met een begrotingstekort van bijna 12 procent van het bruto binnenlands product en een sterk oplopende staatschuld. Financieel is dit geen groot probleem. Als de rente laag is – nu zelfs negatief voor Nederland – en lange tijd vaststaat mag de schuld best oplopen. Het wordt steeds gemakkelijker die terug te betalen en de rentelast is nihil. Zolang de economische groei hoger is dan de rente, is staatsschuld een verdienmodel volgens voormalig CPB-directeur en econoom Coen Teulings.

Beste rendement voor overheidsinvesteringen

Zelf ben ik er niet zeker van dat we altijd mogen rekenen op die economische groei. Als die tegenvalt of nog een tijd negatief blijft, lenen we niet alleen van toekomstige generaties, maar maken we het ook lastiger om een schuld terug te betalen. Iets anders is het als de extra uitgaven goed renderen. Zolang het rendement hoger is dan de huidige rente op staatschuld is, kun je als Nederland en belastingbetaler inderdaad goed verdienen.

Veel duurzame investeringen lijken daaraan te voldoen. Niet alleen liggen de financiële rendementen hoger dan fossiel. Maatschappelijke rendementen zoals verbeterde luchtkwaliteit, vermindering van grondstoffengebruik, CO2-reductie en een verbeterde concurrentiepositie komen daar nog bij. Juist nu krijg je het hoogste rendement. Vooraanstaande economen als Joseph Stiglitz (Nobelprijswinnaar 2001) onderschrijven dat groene investeringen nu het beste rendement opleveren voor overheidsbestedingen.

Wat is nu nodig?

Allereerst investeren in zaken die sowieso nodig zijn en die de economie aan de gang houden.  Denk aan nieuwe duurzame woningen en investeringen in duurzame energie-infrastructuur of klimaatadaptatie, zoals de RLI bepleit in haar advies Groen uit de crisis. Daarnaast het voortvarend ontwikkelen van duurzame oplossingen die goed passen bij de Nederlandse sterkten en marktpositie. Dit moet gebeuren voordat de kaarten van de nieuwe economie geschut zijn en op het moment dat de huidige (fossiele) welvaart en kapitaalmarkt de transitie nog kan financieren. De extreem lage rente en de overvloed aan kapitaal op de financiële markten maken het een ideaal moment.

Een land dat dit heel slim doet is Noorwegen. Fors inzetten op verduurzaming, zowel nationaal als internationaal. Het grootste staatsinvesteringsfonds ter wereld. En ook de fossiele gaswinning ondersteunen en verduurzamen, zodat er ruimte is om gericht te investeren in een klimaatneutrale samenleving. Het fossiele verdienvermogen helpt zo om een concurrentievoorsprong te krijgen in nieuwe duurzame markten.

Laten we deze crisis en onze gunstige financiële positie benutten. Met slimme, renderende investeringen in verduurzaming en toekomstig verdienvermogen kan het kabinet de volgende generaties perspectief bieden. We kunnen niet alleen sneller profiteren van een duurzamere en klimaatneutrale samenleving, maar ook van een vitale economie met nieuw verdienvermogen.

Stratelligence

Stratelligence past een ondernemersbenadering toe op de BV Nederland en helpt bij het vinden van duurzaam verdienvermogen. Meer weten? Neem gerust contact op.

“Never waste a good crisis”, (Winston Churchill)

Lees meer...

Adaptief beleid in het MIRT: nu doorpakken

Toepassing erkend en voorgeschreven

De afgelopen jaren is het besef gegroeid dat beleidsrisico’s beperkt kunnen worden door rekening te houden met onzekerheden en door flexibiliteit in te bouwen in de investeringsprogramma’s en beleidsuitvoering. Flexibiliteit heeft waarde. Een adaptieve aanpak is sinds eind 2016 in de Spelregels MIRT opgenomen. De aanpak is verplicht voor alle projecten in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) wanneer onzekerheden impact hebben op de voorkeursstrategie of de uitvoering meer dan 10 jaar na de voorkeursbeslissing plaatsvindt.

De meerwaarde is daarmee erkend, niet alleen voor waterveiligheid- en zoetwatervraagstukken zoals in het Deltaprogramma maar voor alle grotere investeringen in infrastructuur, ruimte en transport.

Verankering van de aanpak

In de praktijk is het echter nog geen gemeengoed. Er zijn nog relatief weinig voorbeelden waarbij een adaptieve aanpak daadwerkelijk volledig en actief wordt gevolgd. Daarvoor is meer nodig dan het uitdragen van de methode en het delen van best practices. Belangrijk is dat de methode ook procesmatig steviger wordt verankerd.

Procesaanpassingen

Adaptief programmeren heeft overeenkomsten met projectmatig werken, risicomanagement, scenario denken en omgevingsmanagement. Gemiddeld ligt er meer focus op onzekerheden en een integrale aanpak over thema’s en schaalniveaus. Echt nieuw is het betrekken van de factor tijd en flexibiliteit in de analyse. Er wordt vooraf actiever stilgestaan bij gebeurtenissen en uitkomsten in verschillende situaties en op het handelingsperspectief. Dit met als doel de kans op een gunstigere uitkomst bewust te vergroten.

Deze nieuwe aspecten hebben consequenties. Je maakt de scope en complexiteit van het vraagstuk groter. Dit stelt eisen aan het benodigde abstractieniveau van betrokkenen, de governance, de financiering, de samenwerking en bestuurlijke borging. Afwegingen moeten plaatsvinden tussen maatregelen op korte en lange termijn, tussen verschillende sectoren en schaalniveaus. Gebruik vraagt daarom procesaanpassingen. We noemen er vijf:

Beleg het opdrachtgeverschap duidelijk en reken af op de adaptieve resultaten

Hoewel de noodzaak om adaptief te programmeren in diverse adviezen en spelregels is vastgelegd, is er geen duidelijke eigenaar aan te wijzen. Er is geen opdrachtgever die de toepassing afdwingt en die controleert of projecten en programma’s zich op dit gebied aan de afgesproken spelregels houden. De kennisontwikkeling is evenmin formeel belegd. Dit is essentieel voor de verdere uitrol. Project- en programmaleiders zouden in de opdrachtbrief opdracht moeten krijgen te onderzoeken of adaptief programmeren meerwaarde heeft. En indien dit het geval is, bij het presenteren van resultaten aan te tonen dat de aanpak is gevolgd. Het ontbreekt aan een formele meetlat. Wat zijn minimumnormen om het predicaat adaptief beleid of programma te krijgen? Er lijken geen consequenties te zijn als men niet adaptief aan de slag gaat. Bij beperkte tijd en middelen sneuvelt dan nog te vaak de ambitie.

Ontschot geld en organisaties

De ontwikkeling van een infrafonds naar een mobiliteitsfonds (per 2030) zonder sectorale schotten, helpt bij het toepassen van een adaptieve programmering maar zou verder doorontwikkeld kunnen worden om bijvoorbeeld ook de uitruil tussen nieuwbouw en beheer en onderhoud eenvoudiger te maken, reserveringen te maken voor nog nader te programmeren maatregelen en aan organisaties toe te wijzen gelden en verantwoordelijkheden. Zo niet dan blijven de bestaande schotten belemmeren dat maatschappelijk optimale resultaten worden gerealiseerd.

Ontwikkel governance en borging van afspraken

De mogelijkheid van bijsturing van een ontwikkelpad is een cruciaal aspect van adaptief programmeren. Je wilt echter geen inconsistent en inefficiënt jojobeleid mogelijk maken. Door veranderingen in samenstelling van teams of bestuur kunnen focus en persoonlijke ambities gedurende een traject veranderen. Om de continuïteit te borgen zouden gemaakte afspraken met betrekking tot het ontwikkelpad daarom vastgelegd moeten worden in ‘commitment packages’. Die afspraken moeten een langere houdbaarheidsdatum hebben dan de doorlooptijd van het programma en/of de zittingstermijn van bestuurders.

Ook na het opheffen van het projectteam of programmateam moet één partij verantwoordelijk zijn voor monitoring en signalering. Is bijsturing van een adaptieve voorkeursstrategie nodig om het langetermijndoel te bereiken? Deze partij moet de positie hebben om de bijsturing daadwerkelijk te gaan organiseren. Borging in een staande organisatie is van groot belang. Tot nog toe zien we vaak dat deze taken niet belegd zijn als een team wordt ontbonden. Het monitoren en bijsturen komt dan niet van de grond.

Pas clustering aan van opgaven en overleg

Adaptief beleid geeft vooral veel mogelijkheden bij gebiedsgewijs werken met samenhangende thema’s, waarbij de samenhang en afhankelijkheden tussen de regio’s en van andere thema’s niet vergeten mogen worden. Dit vraagt vaak om een aangepaste clustering. De vier gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma’s sluiten hier goed bij aan: Samen Bouwen aan Bereikbaarheid, (metropoolregio Amsterdam), MoVe (metropoolregio Rotterdam-Den Haag), U NED (Metropoolregio Utrecht) en Goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost. Hier ontstaan de eerste adaptieve ontwikkelstrategien (zie o.a. MoVe). Ze dekken echter lang niet alle regio’s en projecten af.

Voor projecten die nu niet binnen een dergelijk programma vallen, kan een vergelijkbare inbedding ook relevant zijn. Projecten die wel binnen het gebied vallen, maar (nog) niet binnen de thematische scope, kennen ook afhankelijkheden en bieden koppelkansen. Cruciaal voor succes is de juiste samenhang in opgaven en het kunnen organiseren van stakeholders in relatie tot de doelen. Echt integrale oplossingen zijn alleen mogelijk bij betrokkenheid van alle relevante disciplines.

Zorg voor een gedragen en gezamenlijk bestuurlijk doel

Als je raak wilt schieten, moet je weten wat je doel is. Het vinden van een gezamenlijk doel, gedragen en doorleefd door alle betrokken partijen is dan ook één van de belangrijkste succesfactoren voor een adaptief programma. Komen tot een concreet en meetbaar doel gaat niet vanzelf. Het vraagt tijd en inspanning. De eerdergenoemde ‘commitment packages’, die doelen en afspraken van stakeholders met elkaar verbinden kunnen een rol spelen in de vastlegging. Ook het aanstellen van een ambassadeur of coördinator per programma kan in de praktijk toegevoegde waarde hebben. Vanuit een onafhankelijke positie werkt deze met de verschillende bestuurders en stakeholders aan de concretisering van het gezamenlijke doel voordat met het programmeren wordt gestart.

Hoe beter het gemeenschappelijke doel en de individuele doelen vooraf worden doorgesproken, hoe sneller het vervolg gaat. Dit pleit voor een fase 0 voorafgaand aan een adaptief programma of project. Klopt de scope? Zitten de juiste personen aan tafel en staan we achter een gemeenschappelijk doel?

Stratelligence

Stratelligence stond aan de wieg van het adaptief programmeren en heeft diverse klanten en sectoren geholpen bij het vinden van de optimale adaptieve strategie. Ook meer halen uit een adaptieve aanpak? Neem gerust contact op.

“It does not matter how slowly you go as long as you do not stop” (Confucius)

Lees meer...

Een adaptieve energietransitie

Hoe kan het kabinet de energietransitie adaptiever maken?

“Deze invulling van adaptief beleid zorgt dat Nederland flexibel blijft in de energietransitie en de koers bij kan stellen als zich onverwachte ontwikkelingen voor doen.” Zo sloot minister Wiebes de recente beleidsbrief Rijksvisie marktontwikkeling voor de energietransitie af. Daaruit valt op te maken dat ook hij de energietransitie graag adaptief invult. Maar is het beleid ook voldoende adaptief? Er zijn nog verbetermogelijkheden.

Wat is nodig voor ‘slim’ uitrollen, ‘slim’ anticiperen, ‘slim’ combineren en ‘slim’ ontwerpen (zie wat is adaptief beleid)? Ter inspiratie noemen we enkele voorbeelden om het beleid adaptiever te maken.

Slimmer uitrollen door langer vooruit te kijken

Slim uitrollen betekent dat je vooraf de mogelijke vervolgstappen bepaald maar deze niet direct in beton giet. Afhankelijk van de ontwikkelingen pas je het tempo of de schaal van de uitrol aan.

De brief vermeldt de eerstvolgende stappen van de beleidsagenda die in de komende jaren worden uitgewerkt en de periodieke evaluatie hiervan. Deze beschrijving suggereert echter nog geen doordachte en uitgewerkte ontwikkelpaden. Bij adaptief beleid verwacht ik deze wel, net als meetbare criteria om te evalueren of men op de goede weg is. Waarom laat het Kabinet nu pas bouwstenen verzamelen voor het geval de Europese Green Deal resulteert in een doel van 55% broeikasgasreductie in 2030? In een adaptieve strategie heb je de vervolgmaatregelen al klaar staan. Je hoeft enkel te checken of er nieuwe informatie is die wijzigingen nodig maakt. Je wilt snel reageren op ontwikkelingen en geen tijd verliezen. Dat we met 49% reductie in 2030 niet klaar zijn, is al lang bekend.

Slimmer anticiperen door minder risicovolle investeringen en back-up maatregelen

Ook als de ontwikkelingen tegenvallen, wil je voldoende maatregelen, mitigatieopties en tijd beschikbaar hebben om toch het doel te halen. Dus moet je slim anticiperen op deze risico’s, ze bij voorkeur voorkomen en zorgen dat er voldoende reservemaatregelen zijn. Recent besloot minister Wiebes om (eenmalig) in Denemarken groencertificaten te kopen. Dat is €100 mln. tot €200 mln. om aan het EU-doel voor 2020 te kunnen voldoen en ingebrekestelling, boete en dwangsom te voorkomen. Een dure grap. Nu de steun voor het gebruik van biomassa verder lijkt weg te vallen, dreigt dit risico weer groter te worden. De discussie over biomassa loopt al geruime tijd en de achterstand in het bereiken van het 2020-doel is ook al lang bekend. Vertrouwen op nieuwe biomassacentrales past alleen in een adaptieve strategie als er ook een goede en snelle back-up beschikbaar is. Laten we vooral wat meer marge inbouwen, zeker als de gekozen maatregelen niet zonder risico zijn.

Slimmer combineren door meer koppelkansen te zoeken en te benutten

Het slim combineren van verschillende opgaven is een derde element van adaptief beleid. Dit zie je bijvoorbeeld in wijken waar de energietransitie wordt gecombineerd met herinrichting of vervanging van het riool, of waar corporaties groot onderhoud combineren met isolatie en een duurzamere warmtevoorziening. Er valt echter nog wel wat te winnen. Hiervoor moet over verschillende domeinen en afdelingen heen worden gekeken. Dat blijft lastig. Een voorbeeld: in 2018 besloot het kabinet de aardgaswinning in Groningen zo snel mogelijk stop te zetten. Dit leidde tot het snel afbouwen van internationale gasleveringscontracten, de verplichting voor de industriële grootverbruikers af te stappen van Groningsgas en de aanleg van een stikstoffabriek om hoogcalorisch importgas aan te lengen tot gas met Groningse kwaliteit.

Combinatie van de afstap van Groningsgas met doelen voor de energietransitie, de economie en de waterstofambities van Noord-Nederland had per saldo gunstiger kunnen uitpakken. Bijvoorbeeld via het vermengen van importgas met groene waterstof en een klein deel stikstof. Het resultaat voor de afbouw van de gaswinning is hetzelfde. Maar, er hoeft minder te worden geïnvesteerd in tijdelijke oplossingen. Het kip-ei-probleem voor waterstof wordt doorbroken. Nederland behoudt een positie in de internationale gashandel. En het verdienvermogen en de werkgelegenheid in Noord-Nederland krijgen een impuls.

Slimmer ontwerpen door te faseren en te investeren in het verminderen van risico’s

Slim ontwerpen is de ultieme vorm van adaptief beleid maken. Een belangrijk aspect dat vaak nog mist, is het actief inbouwen van flexibiliteit en het verminderen van de risico’s in het ontwerp van de strategie. De minister heeft gelijk dat de huidige stap-voor-stap invulling van het beleid zorgt dat Nederland flexibel blijft en de koers bij kan stellen als zich onverwachte ontwikkelingen voordoen. Maar bij adaptief beleid bouw je ook op andere manieren flexibiliteit in. En je vermindert de risico’s op andere wijze.

Voor meer flexibiliteit kan een doordachte fasering nuttig zijn. Een voorbeeld: tot 2050 zullen de meeste huishoudens gemiddeld nog twee keer hun verwarmingsinstallatie vervangen. De eerste vervanging hoeft dus nog niet de definitieve oplossing te zijn. Vanuit deze gedachtegang kunnen ook huishoudens buiten de wijkaanpak kosteneffectief een bijdrage gaan leveren aan CO2-reductie, zonder dat men risicovolle investeringen moet doen (zie onze Laagdrempelige energietransitie voor Energie-Nederland).

Proeftuinen met aardgasvrije wijken zijn verstandig. Met pilots doe je ervaring op om de risico’s voor de volgende wijken te verkleinen. Met een iets andere invulling en nauwgezette doelen en criteria zouden deze pilots effectiever kunnen zijn. Van de proeftuinen die in 2018 aan de slag zijn gegaan, komt het merendeel uit op een warmtenet, vaak op biomassa of restwarmte. Daar zitten minder technische risico’s aanvast dan aan geothermie of aquathermie. Maar er is wel een risico dat de warmtebron op termijn niet meer beschikbaar of geaccepteerd is. Dat risico los je niet op met de proeftuinen. Ook vallen er volgens de Rekenkamer de nodige kanttekeningen te zetten bij hoe ervan wordt geleerd. En als deze kennis niet slim wordt gebruikt, mis je mogelijkheden om de risico’s in het vervolg te beperken of kansen te verzilveren.

Stratelligence

Stratelligence stond aan de wieg van het adaptief programmeren en heeft diverse klanten en sectoren geholpen bij het vinden van de optimale adaptieve strategie. Ook meer halen uit een adaptieve aanpak? Neem gerust contact op.

“Chance favours the prepared mind” (Louis Pasteur)

 

Lees meer...

Wat is adaptief beleid?

Slim omgaan met onzekerheden en bijstelmogelijkheden

Adaptief beleid, een adaptieve strategie en adaptief programmeren. Sinds de ontwikkeling en toepassing van adaptief deltamanagement binnen het Nederlandse Deltaprogramma komt de term ‘adaptief’ in combinatie met beleid steeds vaker voor. Het succes van de adaptieve aanpak en het Deltaprogramma heeft gezorgd voor een versterkte aandacht voor flexibiliteit en adaptiviteit in beleidsbeslissingen van de Nederlandse overheid. Zo moeten grote infrastructuurprojecten adaptief geprogrammeerd worden als er sprake is van onzekerheid.

Maar wat is nu eigenlijk adaptief beleid? De praktische invulling loopt sterk uiteen. Sommigen gebruiken een adaptieve aanpak om maar geen beslissingen te hoeven nemen, keuzes uit te stellen en af te wachten. Duidelijk mag zijn dat dit niet de beoogde invulling is zoals ontwikkeld voor het Deltaprogramma. In dat geval zouden we afwachten totdat Nederland onderloopt en gaan dan pas de dijken verhogen. Hoe ziet de ideale adaptieve aanpak er dan wel uit?

Adaptief beleid is het slim omgaan met onzekerheden en kansen, door deze te onderkennen en transparant mee te nemen in de besluitvorming. Het betekent dat je rekening houdt met het feit dat de overheid, de maatschappij of wie dan ook, het handelen na verloop van tijd kan bijstellen, bijvoorbeeld als de kosten van een alternatief flink veranderen of als sommige risico’s achterhaald zijn of juist werkelijkheid worden. Je betrekt de factor tijd en flexibiliteit in de analyse.

Vier implementatieniveaus

Wat is slim omgaan met onzekerheden en kansen? Er zijn verschillende werkwijzen die je allemaal adaptief kunt noemen, in feite slim, slimmer, slimst. Het ontwikkelingsniveau verschilt. Net zoals je kunt lopen als een kind dat net de eerste stapjes zet of als hardloper Usain Bolt. Beleidsmakers die stellen dat ze adaptief te werk gaan, gebruiken meestal één of meer adaptieve elementen, maar zelden worden alle aspecten volledig en actief benut. Daarom noemen we hier de verschillende mogelijkheden. Op hoofdlijnen onderscheiden wij vier niveaus. Slim uitrollen, slim anticiperen, slim combineren, slim ontwerpen. Echt adaptief is het pas, als er actief wordt gezocht naar de beste oplossing.

Niveau 1: slim uitrollen

De eerste stap is rekening houden met onzekerheid en adaptiviteit door beleid stap voor stap uit te rollen. Wanneer je vooraf niet de volgende stap bedacht hebt dan wordt het ook wel incrementele besluitvorming genoemd. In adaptief beleid heb je vooraf de volgende stap of mogelijke opties juist wel bedacht, maar je legt niet in een keer alles vast. Je volgt de ontwikkelingen en maakt naar bewind van zaken een volgende keuze. Hierdoor wordt voorkomen dat te snel een te grote investering gedaan wordt. Je wacht het optimale moment af voor de volgende stap. Je legt niet direct een nieuw station aan wanneer niet duidelijk is of en wanneer nieuwe woningen en kantoren gerealiseerd gaan worden.

Passief: incrementeel beleid, actief: een ontwikkelpad adaptief uitrollen

Niveau 2: slim anticiperen

Bij een volgend niveau bekijk je of er ook voor het meest extreme scenario en alle mogelijke risico’s voldoende maatregelen, mitigatieopties en tijd beschikbaar zijn om toch de beleidsdoelen te halen. Hierdoor voorkom je dat je op een doodlopend pad uitkomt of dat je ingehaald wordt door de tijd. Zo helpt het niet om in 2028 te kiezen voor windpark als je daarmee in 2030 de klimaatdoelen wil halen. Deze oplossing zal nooit op tijd duurzame elektriciteit produceren. En als je kiest voor stapsgewijze dijkverhoging dan zou er een moment kunnen komen dat een heel andere oplossing nodig is. Een dijk kan nu eenmaal niet oneindig verhoogd worden. Wanneer je dat punt niet hebt zien aankomen en een oplossing hebt voorbereid, komt het beleidsdoel “droge voeten” in gevaar.

Passief: regulier risicomanagement, actief: alternatieve ontwikkelpaden voorbereiden

Niveau 3: slim combineren

De derde stap onderzoekt het combineren van opgaven qua planning om of de kosten en overlast te beperken of qua oplossing om in een keer meerdere problemen op te lossen. Bijvoorbeeld een warmtenet aanleggen wanneer het riool vervangen wordt of het aanleggen van stedelijk water en groen om hittestress en wateroverlast te verminderen en de kwaliteit van de leefomgeving te verhogen. In de planning van het beleid houdt je rekening met de timingsmogelijkheden van de verschillende onderdelen. Soms leidt dat bewust tot uitstel, soms tot versnelling van de plannen.

Passief: kansen pakken als ze langskomen, actief: kansen zoeken en inbouwen

Niveau 4: slim ontwerpen

Het meest uitgebreide niveau ontwerpt een optimale beleidsstrategie rekening houdend met slimme combinaties, resulterende risico’s en de kosten en effecten van beschikbare maatregelen, tijd en faseringsopties. Je stelt de strategie slim samen zodat deze minder risicovol wordt en beter gebruik wordt gemaakt van kansen die zich nog zullen voordoen. Je combineert de resultaten van voorgaande niveaus en indien nodig verschillende strategieën om onder alle omstandigheden het doel te kunnen realiseren. Voor de laagste kosten en risico’s onderzoek je of het zin heeft voorinvesteringen te doen zodat maatregelen die later misschien noodzakelijk zijn dan goedkoper kunnen worden uitgevoerd of überhaupt mogelijk blijven. Denk bijvoorbeeld aan het reserveren van ruimte om op termijn een weg te kunnen verbreden of het verlengen van een brug zodat op termijn de rivier kan worden verbreed als klimaatverandering dat nodig maakt.

Passief: een beleidsstrategie samenstellen uit statische maatregelen, actief: zoeken naar en inbouwen van flexibiliteit en risicoreductie in de strategie.

Stratelligence

Stratelligence stond aan de wieg van het adaptief programmeren en heeft diverse klanten en sectoren geholpen bij het vinden van de optimale adaptieve strategie. Ook meer halen uit een adaptieve aanpak? Neem gerust contact op.

“Adaptief beleid betrekt flexibiliteit en de factor tijd in het handelingsperspectief.” (Gigi van Rhee, directeur Stratelligence)

Lees meer...

Rendabele oplossingen binnen de energietransitie

Het belang van de juiste vragen

In ons vorig artikel bespraken wij de noodzaak van goede transitieoplossingen in het kader van de energietransitie. Maar hoe weet je nu of de oplossing die je voor ogen hebt, ook echt de juiste keuze is, zowel op korte termijn als op lange termijn en bijdraagt aan een eindoplossing die uiteindelijk rendabel is. Om dit belang te onderstrepen, vervolgen wij met een toelichting en praktische voorbeelden bij het viertal genoemde essentiële vragen:

Kun je lang genoeg van de oplossing gebruik maken, zodat de specifieke investeringen terugverdiend worden of kunnen de benodigde investeringen hergebruikt worden?

Neem nu het voorbeeld van een tussenoplossing zoals Carbon Capture Storage: een oplossing waarbij de CO2 die vrijkomt bij de verbranding van (fossiele) brandstoffen wordt afgevangen, getransporteerd en ondergronds wordt opgeslagen. Het is geen eindoplossing, omdat de ondergrondse opslag op een gegeven moment vol is. De oplossing koopt als het ware tijd, maar vraagt wel grote investeringen in de infrastructuur voor transport en opslag In veel gevallen moeten ook de installaties aangepast worden of geheel vervangen. Deze nieuwe investeringen vragen doorgaans een afschrijvingstermijn van 20-30 jaar voor installaties en 50 jaar voor leidingen. Stel dat er ruim voor die tijd een betere en rendabelere oplossing komt, dan verdienen de investeringen zich onvoldoende terug. Of juist wel, als er een nieuwe toepassing mogelijk is.

Bepaal welke looptijd minimaal nodig is om een investering te laten renderen, en of de kans voldoende groot is dat deze looptijd kan worden bereikt.

Heeft de gekozen oplossing een beter rendement of lager risico dan het alternatief, nl. direct kiezen voor de eindoplossing, met het risico dat je verkeerd kiest?

Een veel genoemde goede eindoplossing is het gebruik van een warmtepomp om te verduurzamen. Een warmtepomp heeft een hoog rendement, doordat een deel van de energie uit de lucht of het water wordt gehaald. Je krijgt als het ware vier keer zoveel energie als dat je nodig hebt van het net. Maar zolang er nog van kolenstroom gebruik wordt gemaakt, is die stroom nog niet groen. Belangrijk is bovendien dat in de winter de elektrificering voor een grote onbalans in het stroomnetwerk kan zorgen.

Een pelletkachel heeft deze nadelen niet en wordt op dit moment door de overheid gesubsidieerd als goed alternatief voor woning- of sfeerverwarming. Inderdaad een goede keuze wanneer het gaat om het terugbrengen van de CO2-uitstoot, maar een mindere keuze wanneer we kijken naar de uitstoot van fijnstof, en daarom misschien maar een tijdelijke oplossing. Wanneer het windstil is, mistig of er smog in de lucht hangt, is in enkele gemeenten al sprake van een stookverbod. Er zijn steeds meer voorstanders van een algeheel verbod. Als dat gebeurt, hebben welwillende duurzame burgers wellicht voor niks investeringen gedaan.

Focus niet alleen op de CO2-besparing maar inventariseer alle effecten van een oplossing en neem die mee in de keuze.

Draagt de tussenoplossing bij aan het succes van de eindoplossing of is er sprake van een mogelijke lock-in?

Vanwege het risico van aardbevingen in Groningen wil het kabinet nu snel een einde maken aan het gebruik van Gronings gas. Als oplossing kiest men voor de bouw van een stikstoffabriek waarmee geïmporteerd hoogcalorisch gas kan worden verdund tot laagcalorisch gas, dat geschikt is voor onze cv-ketels. Dit is een tijdelijke oplossing totdat we helemaal van het gas af zijn. Echter, deze tijdelijke oplossing levert geen CO2-besparing op, maar een verhoging. Het is dan ook de vraag of dit het realiseren van de klimaatdoelen dichterbij brengt, of eerder voor een lock-in zorgt. Geld kan immers maar één keer uitgegeven worden en door het ontbreken van een stap in het terugbrengen van CO2 of investering in technieken die daarbij helpen (bijvoorbeeld waterstofbijmenging) kan dit het realiseren van de doelen juist moeilijker maken.

Zorg dat er geen investeringen gedaan worden die je mogelijk verder van het bereiken van de klimaatdoelen afbrengen. Het is al moeilijk genoeg ze te realiseren.

Is er voldoende draagvlak om in de oplossing te investeren?

Veel oplossingen vragen extra investeringen en er lijkt op dit moment bij weinigen draagvlak te bestaan om deze meerkosten volledig zelf te dragen (burger, bedrijfsleven, overheid).

Echter als we dit en de vorige vragen gebruiken om geen stappen te zetten, kan het in de toekomst wel eens nóg duurder uitpakken en wentelen we de kosten af op de volgende generaties. Veel oplossingen vragen onderzoek, aanpassingen van regelgeving en tijd om de transitie door te voeren. We mogen dus niet afwachten. Maar evenmin kunnen we diegenen die wel vooroplopen, laten opdraaien voor de volledige meerkosten of verliezen bij tussentijdse beleidswijzigingen. In ieder geval moeten we investeringen voorkomen die niet positief scoren op de eerste drie vragen. Want dat zal een positief antwoord op de laatste vraag steeds lastiger maken.

Socialiseer de meerkosten en investeer tijdig in het vinden van de goede antwoorden en de juiste randvoorwaarden van beleid.

Samen zoeken naar antwoorden op deze vragen

Ook al stellen we de juiste vragen, het vinden van de juiste oplossingen waarbij je positief kunt antwoorden op al deze vragen is nog niet zo eenvoudig. Logisch ook, anders hadden deze al lang kant en klaar op de plank gelegen. Kernwoord in de energietransitie is ‘samenwerking’. Laten we samenwerken om te komen tot goede afwegingskaders die uiteindelijk leiden tot concrete rendabele plannen.

“Iedereen is nodig om de uitstoot van broeikasgas in 2030 met minstens 49 procent te reduceren. Niemand kan het alleen. De overheid niet, het bedrijfsleven niet en de maatschappij niet.” Ed Nijpels, voorzitter Klimaatberaad

Lees meer...

Transitieoplossingen nodig voor uitvoering van de klimaatwet

Bereiken van klimaatdoelen vraagt goed inzicht in ontwikkel- en transitiepaden

Op 27 juni 2018 presenteerde een coalitie bestaande uit 7 regeringspartijen en oppositiepartijen een ambitieuze klimaatwet. Ze spreken daarin af dat de CO2-uitstoot in het jaar 2050 95 procent lager moet zijn dan in 1990. Het streven is om in 2030 al 49 procent minder CO2 uit te stoten ten opzichte van 1990. Om dergelijk grote doelen te kunnen bereiken, zijn transitieoplossingen nodig die uitgaan van een onderbouwde langetermijnvisie en vooral inzicht en kennis over het energiesysteem.

Maatregelen en financiering

De klimaatwet bevat geen maatregelen of financieringsbudgetten voor de uitvoering van de gemaakte afspraken. Daarvoor zijn de opvattingen van de politieke partijen te verschillend van elkaar. Het succes van deze wet zal daarom afhangen van de concrete afspraken die nog nader moeten worden vastgelegd in het zogeheten klimaatakkoord, waarover bedrijven en maatschappelijke organisaties op dit moment onderhandelen. Op 10 juli zal een voorlopig akkoord op hoofdlijnen gepresenteerd worden.

Transitieoplossingen

Transitieoplossingen zijn maatregelen die een rol vervullen op weg naar het bereiken van de doelen voor 2050, maar geen onderdeel zijn van het gewenste eindbeeld. Je kunt bijvoorbeeld denken aan het bijmengen van waterstof in het gasnet, het bestaande gebruik van biobrandstoffen in het wegverkeer en het afvangen en onder de grond stoppen van CO2.

Ze zijn belangrijk en zelfs noodzakelijk in een van de volgende situaties:

  • Wanneer we al stappen willen of moeten zetten om de doelen tijdig te realiseren, maar er nog geen goed of betaalbaar eindalternatief beschikbaar is, of er grote kans is de verkeerde oplossing te kiezen.
  • In geval van een zogenaamd ‘kip-ei-probleem’. Zonder aanbod van voldoende laadpalen kwam de vraag naar elektrische auto’s niet van de grond, maar zonder vloot elektrische voertuigen ontstaat er geen aanbod van laadpunten. Vandaar dat hybride voertuigen goede transitieoplossingen waren.

Een transitieoplossing kan dan helpen om de vereiste voortgang te boeken richting te bereiken doelen of het kip-ei-probleem te doorbreken.

Afwegingen

Het is altijd zaak dat gekozen maatregelen en transitiepaden de eindoplossing versterken en niet (op lange termijn) hinderen. Je moet laten zien dat de oplossingen op langere termijn rendabel kunnen worden en de juiste keuze op het juiste moment zijn.

Essentiële vragen die daarbij beantwoord moeten worden:

  • Kun je lang genoeg van de oplossing gebruikmaken, zodat de specifieke investeringen terugverdiend worden of kunnen de benodigde investeringen hergebruikt worden?
  • Heeft de gekozen oplossing een beter rendement of lager risico dan het alternatief, nl. direct kiezen voor de eindoplossing, met het risico dat je verkeerd kiest?
  • Draagt de tussenoplossing bij aan het succes van de eindoplossing of is er sprake van een mogelijke lock-in?
  • Is er voldoende draagvlak om in de oplossing te investeren?

Stratelligence

Stratelligence, die aan de wieg stond van het adaptief programmeren, helpt bij het bepalen van de voor- en nadelen van de oplossingen en het analyseren van de risico’s, zoals eventuele lock-in. Stratelligence stelt zich als doel optimale ontwikkelpaden en transitiepaden te bedenken. Dat gebeurt actief en leidt soms tot het vinden van nieuwe transitieoplossingen.

 

“If I had an hour to solve a problem and my life depended on it, I would use the first 55 minutes determining the proper questions to ask.” Albert Einstein

Lees meer...

Energietransitie: van (aard)gas los, maar hoe?

Houd voor bestaande woningen de opties open

Sinds het Klimaatakkoord van Parijs is het tegengaan van klimaatverandering een internationaal beleidsdoel waarbij fossiele brandstoffen volledig vervangen moeten worden door duurzame energiebronnen. Op het gebied van groene stroom en elektrisch vervoer zijn in Nederland stappen gezet. Eén van de grote uitdagingen van de energietransitie is de verwarming van de huizen en gebouwen. In Nederland is nu nog ongeveer 95% van de huizen afhankelijk van aardgas voor verwarming.

Willen we in 2050 volledig gestopt zijn met het gebruik van aardgas en overgestapt zijn op duurzame energie? Het kabinet vindt van wel. Dit betekent dat vanaf nu gemiddeld 200.000 woningen per jaar moeten stoppen met het gebruik hiervan en dat alle nieuwbouw ook aardgasloos moet worden uitgevoerd. Dit is een zeer grote opgave en bij de haalbaarheid worden nog heel wat vraagtekens gezet.

Het kabinet delegeert deze schone taak aan gemeenten en provincies. Zij moeten dus verduurzamen, maar op de vraag hoe is geen duidelijke strategie geformuleerd. Het is daarom van groot belang verschillende opties te kennen, kosten en baten op korte en langere termijn tegen elkaar af te zetten en op basis daarvan een plan uit te werken. Een plan dat uitgaat van adaptief denken met ingebouwde mogelijkheden tot bijsturing en aanpassing. Waterstof zou wel eens een sleutelrol kunnen spelen in dit proces.

Veel verschillende opties

Afhankelijk van het type huizen bestaan er veel verschillende mogelijkheden. Zo kunnen huizen elektrisch verwarmd worden, ze kunnen worden aangesloten op een warmtenet, er kan restwarmte van de industrie gebruikt worden of geothermie, het uit de bodem pompen van heet water. Mogelijke opties moeten per gebied en type woning zorgvuldig worden afgewogen.

Nieuwbouwhuizen worden al steeds meer volledig elektrisch verwarmd. Voor bestaande bouw is dat vaak een relatief dure of onwenselijke oplossing. Voor elektrische verwarming moet een woning goed geïsoleerd worden om het ook in strenge winters comfortabel te kunnen krijgen en is bijvoorbeeld vloerverwarming ideaal. Bestaande huizen achteraf of beter isoleren is duur en vraagt het plaatsen van voorzetwanden, of verwijderen van originele parketvloeren en glas in lood. De vraag is of we dat willen. Bovendien leidt het volledig elektrisch verwarmen tot een enorme piekvraag naar elektriciteit in de koude wintermaanden, die met alleen stroom uit zon en wind niet geleverd kan worden. Wat kan is verwarming uit restwarmte uit de industrie, geothermie of het gebruik van biogas. Koken kan dan elektrisch. Deze energiebronnen zijn echter lang niet overal te vinden, vragen veel installatieruimte, of er is in geval van biogas maar een beperkte hoeveelheid van beschikbaar.

Gemeenten maar ook consumenten staan dus voor de vraag hoe nu verder met de huidige woningvoorraad. Ze willen vaak wel verantwoordelijkheid voor hun eigen energieverbruik nemen, maar wel op een efficiënte en effectieve manier. Je wilt tenslotte niet als milieubewuste inwoner dure installaties laten aanleggen om er na 10 jaar achter te komen dat je gemeente een centrale warmtevoorziening aanlegt.

De mogelijke sleutelrol van waterstof

Onderzoek naar waterstof is in volle gang en lijkt een reële en kansrijke optie te zijn voor situaties waar de logische oplossing nu nog niet vaststaat. Waterstof kan in principe zonder grote aanpassingen via het bestaande gasnet worden vervoerd en vereist geen bouwkundige aanpassingen in huis. Het kan daarom verstandig zijn huidige gasleidingen te laten liggen en bij groot onderhoud materialen te gebruiken die meteen geschikt zijn voor 100% waterstof. Huiseigenaren en gemeenten van bestaande oudere woningen in binnensteden, vooroorlogse wijken en in het buitengebied doen er verstandig aan wel te isoleren, maar verder nog even af te wachten. Houd alle opties open totdat de no-regret oplossing duidelijk is. Zorg in de tussentijd dat er meer groene stroom wordt opgewekt en doe onderzoek naar het beste verwarmingsalternatief op termijn.

Goedkoop is duurkoop

Vaak blijken de kosten van vandaag of komende jaren doorslaggevend te zijn om een bepaalde keuze voor maatregelen of technologieën te maken. Met meer inzicht kan over tien of twintig jaar blijken dat het toch niet de juiste keuze is geweest. Door adaptief te denken, kan er op een verstandige en transparante wijze een beslissing worden genomen. Hierbij wordt rekening gehouden met alle onzekerheden en afhankelijkheden in de technologische ontwikkeling, het beleid van de overheid, de rol die het bedrijfsleven inneemt en de ontwikkelingen in de rest van de wereld. Alleen op die manier kan het doel om te komen tot een volledig duurzame energievoorziening zo efficiënt mogelijk bereikt worden.

“If there is time to reflect, slowing down is likely to be a good idea.”

(Daniel Kahneman, winnaar Nobelprijs voor de Economie, 2002)

Lees meer...

Adaptief programmeren noodzakelijk bij energietransitie

Adaptief programmeren, de juiste beslissing op het juiste moment

In de zomer van dit jaar moeten er in het Energie- en Klimaatakkoord op hoofdlijnen afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop Nederland de opwarming van de aarde beperkt en de CO2-uitstoot terugdringt. In de tweede helft van dit jaar is de concrete uitwerking hiervan gepland. De praktische uitvoering van dit Klimaatakkoord zal starten in 2019. Adaptief programmeren kan hierbij een belangrijke rol spelen.

Het is vrijwel onmogelijk en onwenselijk toekomstige maatregelen nu al helemaal vast te leggen. Toch moeten er oplossingen bedacht worden die kunnen meegroeien met steeds vernieuwende inzichten en omstandigheden. Om over- en onderinvestering te voorkomen ontwikkelde Stratelligence voor het Deltaprogramma de methode adaptief deltamanagement. De algemene aanpak is door het kabinet omarmd en opgenomen in de spelregels voor het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT). Daarnaast is adaptief programmeren waardevol voor de energietransitie, zoals blijkt uit het hoofdstuk over adaptiviteit van Gigi van Rhee in het boek ‘Energie Ruimte Klimaat’ van begin dit jaar. De werkwijze kan helpen ook bij de energietransitie de juiste keuzes op het juiste moment te maken.

Wat is adaptief programmeren?

Adaptief programmeren is het zo slim mogelijk omgaan met onzekerheden en kansen, door deze te onderkennen en transparant mee te nemen bij besluitvorming. Dit wil zeggen dat je meebeweegt met ontwikkelingen door uit te gaan van een continu wijzigend toekomstbeeld. Een stap voor stap aanpak. Hiermee creëer je ruimte om te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen en veranderende inzichten. Het legt de verbinding tussen kortetermijnbeslissingen en langetermijnopgaven en zoekt expliciet naar kansen om de functionaliteit te verbeteren door een brede scope en het benutten van verbindingen tussen opgaven.

Noodzaak voor adaptief programmeren in energietransitie

De energietransitie is een enorme opgave met grote onzekerheden. Zonder rekening te houden met deze onzekerheden en zonder tussentijdse bijsturing is de kans klein dat het doel op tijd en efficiënt bereikt wordt.

We weten dat in 2050 de CO2-uitstoot sterk verminderd moet zijn. Maar hoe groot zal de vraag naar energie in 2050 precies zijn en hoe groot is dan de opgave? Welke nieuwe technologieën gaan welke bijdrage leveren aan de verduurzamingsopgave, en is dat dan voldoende?

Als de energievraag hoger uitvalt dan nu verwacht, bestaat het risico dat er onvoldoende klimaatneutrale energie opgewekt wordt. Ondanks alle inspanningen is vorig jaar de uitstoot door de economische ontwikkeling immers toch gegroeid.

Tegelijkertijd bestaat er het risico dat er te veel wordt geïnvesteerd in de verkeerde technieken of te veel infrastructuur wordt aangelegd. Grote investeringen in de elektriciteitsinfrastructuur kunnen deels voorkomen worden als technieken om elektriciteit op te slaan bijvoorbeeld succesvol zijn.

Meerwaarde adaptief programmeren

Adaptief programmeren is vooral toepasbaar op langetermijnbeleid en investeringen waarbij de optimale strategie afhangt van hoe bepaalde onzekerheden (markt, klimaat, techniek, kennis, etc.) zullen uitpakken.

Een adaptieve aanpak levert voor dit soort vraagstukken de volgende voordelen op:

  1. Een lager risico op over- en onderinvestering door rekening te houden met onzekerheden, mogelijkheden optimalisatie over tijd en inbouwen flexibiliteit;
  2. Meer kansen om functionaliteit te verbeteren en innovatieve oplossingen te vinden door een bredere scope en zoeken naar meekoppelkansen;
  3. Betere onderbouwing van besluitvorming door meer en betere beslisinformatie;
  4. Effectievere samenwerking tussen partijen doordat deze een ambitie delen en gezamenlijk een voorkeursstrategie zoeken.

Voor de energietransitie staan we pas aan het begin van de toepassing, maar blijkt dat de aanpak meer handelingsperspectief biedt en helpt bij het identificeren van no-regret keuzes en integrale oplossingen. Duidelijk is dat de energietransitie vraagt om combinatie van technieken, aangezien we met geen enkele oplossing de langetermijnopgave kunnen realiseren. Ook blijkt dat er nu al reserveringen nodig zijn om ruimte open te houden voor de opwekking van duurzame energie op lange termijn. In alle geïdentificeerde toekomstscenario’s speelt wind op zee een grote rol. Dit is daarom een no-regret keuze, die sneller uitgerold moet worden om over een aantal jaar geen niet meer in te halen achterstand te hebben.

“We moeten niet alleen nadenken maar ook vóórdenken en vooruit plannen. Regeren is vooruitzien.”
(Gigi van Rhee, directeur Stratelligence)

Meer lezen over adaptiviteit of adaptief programmeren?

–          Klik hier voor publicaties adaptief programmeren

 

Lees meer...

“Mooie impuls voor de energietransitie en de verduurzaming van onze economie.”

Stratelligence verbindende factor bij totstandkoming waterstofconvenant (H2G-O)

Op 8 december 2017 werd het ‘Convenant groene waterstofeconomie Zuid-Holland: Proeftuin Energy Island Goeree-Overflakkee (H2G-O)’ door maar liefst 28 nationale en internationale partijen ondertekend. Een convenant waarvan Stratelligence in opdracht van de provincie Zuid-Holland penvoerder mocht zijn. Een van de ondertekenaars was commissaris van de Koning Jaap Smit namens de provincie Zuid-Holland. Hij omschrijft het convenant als:

“Mooie impuls voor de energietransitie en de verduurzaming van onze economie.”

De provincie heeft het eiland Goeree Overflakkee aangewezen als proeftuin voor energietransitie met grootschalige zonneparken, windmolens en diverse groene waterstofprojecten. Het ontwikkelen van vergroeningsroutes voor waterstof is van groot belang voor onze economie en voor de reductie van de uitstoot van broeikasgassen. In 2020 zal het eiland niet alleen energieneutraal functioneren, maar volgens de huidige berekeningen zelfs al meer dan twintig procent groene energie overhouden.

De partijen die zijn opgenomen in het convenant lopen uiteen van overheden zoals provincie Zuid-Holland, de gemeente Goeree-Overflakkee en gemeente Rotterdam, kennisinstellingen zoals TU Delft en ECN, tot grote partijen uit het bedrijfsleven zoals Siemens, Yara, Gasunie, Havenbedrijf Rotterdam en Toyota. In het convenant stellen de partijen zich samen het doel economisch interessante en kansrijke projecten op het gebied van waterstof te onderzoeken en realiseren in de regio.

Het programma bestaat uit verschillende deelprojecten die worden onderzocht en zo mogelijk worden uitgevoerd:

  • De productie van groene waterstof op basis van elektrolyse
  • Toepassing van waterstof in de mobiliteit
  • Een demonstratiefabriek voor groene ammoniakproductie
  • Een demonstratiewijk met bestaande bouw die door middel van groene waterstof verwarmd wordt
  • Het ontwikkelen van een regionale waterstofrotonde
  • Netbalancering met opslag van elektriciteit via elektrolyse

Met het vervullen van een neutrale en verbindende rol kon Stratelligence vóórdenken in gedeelde belangen en zorgdragen voor betrokkenheid en samenwerking tussen al deze partijen. Binnen slechts acht weken is het initiatief tot deze regionale groene waterstofeconomie opgesteld én ondertekend.

Een prachtig voorbeeld dat inspireert voor waterstoftoepassingen elders in het land en de rest van de wereld. Wellicht stevenen we af op een wereldwijde waterstofeconomie met waterstof als de belangrijkste energiedrager in plaats van de huidige fossiele brandstoffen. Voorwaarde is dan natuurlijk wel dat die waterstof duurzaam wordt gewonnen. Het gebruik van waterstof biedt oplossingen voor alle toepassingen van fossiele energie én voor het tijdelijk opslaan van energie uit de huidige duurzame maar fluctuerende energiebronnen. Het zal de afhankelijkheid van olie en aardgas doen afnemen en de economie vergroenen en versterken.

“Waterstof heeft de potentie het nieuwe – klimaatneutrale – aardgas te worden.”

(Gigi van Rhee, directeur Stratelligence)

Lees meer...